Echo

Om 6u opstaan. Met de trein naar Jette voor het eerst. Elke eerste keer is een beetje spannend. Zal de trein op tijd zijn? Zal ik de overstap niet missen? Zal ik de bus naar het ziekenhuis gemakkelijk vinden? Kom ik op tijd op mijn afspraak?

Ik voel het in mijn onderbuik. Die heeft toch wat te verduren. Straks gaat daar de joy stick in om te zien hoe het  eraan toe gaat daarbinnen. Ik leg even mijn handen op de buik om er terug rust te brengen, en alles komt goed.

Ik kies ervoor om de busrit van station naar UZ in te ruilen voor een wandeling van zo’n slordige 20 minuten. Dat ontspant ook weer wat en is goed voor de bloedcirculatie. Aankomen in de inkomhal van het CRG (centrum voor reproductieve geneeskunde), dat gekoppeld is aan het kinderziekenhuis. Vrouwen, mannen, koppels  die in dezelfde schoenen staan, maar tegelijk ook bolle buiken en kleine kinderen komen langs deze ingang binnen. Kwestie van voldoende met de neus op de feiten te worden gedrukt.  Aanmelden met identiteitskaart in het toestel aan de deur. Daaruit rolt het uur van afspraak en de route die je moet volgen. Route 66? The road to hell? Nu zie ik dat ik al te laat ben voor mijn eerste afspraak, de bloedprik. Ik neem de lift naar het tweede en meld me aan. Ik zeg dat ik dus blijkbaar te laat ben voor de bloedprik. “O naar dat uur van bloedafname hoef je niet te kijken. Ga maar gewoon links voor bloed en echo.” Ietwat verbaasd antwoord ik: “Dus moet ik niet hier in deze wachtzaal wachten? Het is de eerste keer dat ik kom voor een echo.” Zij repliceert geërgerd: “Ik zeg het u toch, daar naar links gaan”. Van een vriendelijk onthaal gesproken. Welkom in de fertiliteitsfabriek!

Ik doe wat ze mij opdraagt, en sla linksaf. Daar wacht een stralende glimlach me op: “Mevrouw Verhaeghe?”  Mijn buik kan even loslaten. “Ja dat ben ik. Kan ik eerst even naar het toilet?” “We gaan eerst je bloed prikken, en dan kan je langs die deur naar het toilet. Dan kom je langs de andere wachtzaal terug en kan je hier je beurt afwachten voor de echo.” Hier is een wachtruimte waar een 4-tal deuren op uitkijken. Elke deur draagt het symbool van een kapstok. De kleedkamers vermoedelijk. Het begint me te dagen dat de echo niet door “mijn” arts zal gebeuren. Een arts meer of minder voor wie je de benen moet openen, wat maakt het uit. Ik ben aan de beurt en ga de verste deur binnen. Het kleedhok is een ruimte van ongeveer 1 op 2. Er hangt een kapstok aan de muur. Er staat een bankje onder met daaronder een vuilbak. Aan de muur hangen ook plastieken verpakkingen met vochtige, Ph -neutrale doekjes, om je na de consultatie mee te verfrissen. De deur naar de consultatieruimte draagt 2 boodschappen. Een bakje dat op de deur is bevestigd, zegt ‘deponeer hier je formulier’. 3 tekeningen op de deur spreken me op ooghoogte toe: een silhouet van een vrouw met kleren, een pijl naar een onderbroek met een kruis door, een pijl naar een silhouet van een vrouw zonder kleren. Zo communiceert men dus in de fabriek. In symbolen. Alsof vruchtbaarheidsproblemen communicatiestoornissen met zich mee brengen. Het is bandwerk. We zijn een nummer. Menselijk contact is tot een minimum herleid. De uitdaging bestaat erin het contact met jezelf niet te verliezen. Geen sinecure als je lijf vol hormonen wordt gepompt, waardoor het een eigen leven gaat leiden. Om nog te zwijgen over de dingen die het in je hoofd doet, in je hart, tussen de lakens.  Ik probeer mezelf warm te houden. Niet zoals de handen van de dokter straks, die enkel  de stick vasthoudt, bij me inbrengt en traag beweegt van links naar rechts en van onder naar boven om beide eierstokken goed te inspecteren, en sorry zegt voor de eventuele pijn die ik daarbij voel. Ik leg zelf mijn handen op de buik om het gevoel te verzachten. Dat helpt. Ooit deed een gynaecoloog me dit voor. Dat was toen ik nog niet mee draaide in de grote ziekenhuismolen, en menselijkheid bovenaan op mijn lijstje stond.

Daar wordt op de deur geklopt, zacht geklopt. Die gaat open. Aan de andere kant staat een jonge vrouw in een witte jas. Een oudere dame in gewone kledij zit naast het scherm dat opgesteld staat naast de gynaecoloogstoel, waar ik dadelijk mag gaan in liggen. Wie is wie? Joost mag het weten. De jonge vrouw spreekt me aan met een Duits accent. Ze vertelt luidop aan de andere vrouw wat ze doet. Is de andere vrouw bij haar in de lering? Of is het andersom? Is dit een soort van proefles en ben ik het proefkonijn? Leuk. “We zullen kijken of je basaal bent”. “En dat betekent?”, vraag ik haar. Ze checken dus via bloedafname en een echo van de ovaria of het lichaam aan de basisvoorwaarden voldoet om met de stimulatie te starten. “Deze namiddag word je opgebeld door de monitoring, die je zal vertellen of en wanneer je mag starten, als de resultaten van de bloedafname bekend zijn.” Wie gedacht had meteen een antwoord te krijgen, slaat de bal mis. In deze wereld is wachten het codewoord.  Soms op Godot; soms heb je geluk.  ‘De monitoring’ klinkt als machine, monitor, monster, moneytouring… Bandwerk. Wen er alvast aan.

Na 20 woorden te hebben gewisseld, mag ik beschikken. Terug in het kleedhok probeer ik een vochtig doekje. Dat valt tegen. Het brandt. Ph-neutraal maar met alcohol? Dat ik tot het kamp der sensibelen behoor op deze aardbol, is geen nieuws meer. Hoe zou het zijn om aan de andere zijde te vertoeven? Handig om deze roetsjbaan heelhuids te overleven, stel ik me voor. Ik kleed me aan en schuif nog even aan de balie aan voor wat meer info over het verdere verloop. Wachten tot ik opgebeld word, wordt bevestigd.

Ik ga nog langs de apotheek voor de cardio-aspirine die me is voorgeschreven voor een goede doorbloeding. 5 jaar geleden zou ik me met man en macht verzet hebben tegen dergelijke niet-natuurlijke middelen. Tegenwoordig ben ik daar immuun voor. Daar groei je in, hoor je vaak zeggen. Of is het eerder een afd(w)alen? Het raakt mijn koude kleren niet langer. De fertiliteitsmachine heeft me in haar macht. Ik draai mee. Ik draai door. Ik ga door. Ik ga ervoor. Wij gaan ervoor. Wij willen een baby!