Zeggen of niet: aan wie wij het vertelden

Wanneer mijn echtgenoot en ikzelf thuis zijn, wij tweetjes samen, kunnen we voor 99.9% de wereld aan. We spiegelen ons niet aan andere mensen. Ze zijn geen referentie voor ons, we zijn onze eigen referentie. Al zeg ik het zelf, het lukt aardig…

We praten over onze toekomst, over onze zo verschillende emoties en de al dan niet ‘praktische’ aanpak van het probleem: essentie distilleren en verwachtingen reduceren. Met twee zijn we in staat de (in)fertiliteit te herleiden tot de baseline en als “normaal” gegeven in ons leven mee te nemen, iedere dag. We spiegelen ons niet aan andere mensen. Ze zijn geen referentie voor ons, we zijn onze eigen referentie. We leiden ons leven zoals het is: we gaan naar de Colruyt om boodschappen en we regelen de afpraken met de dokter. Al zeg ik het zelf, het lukt aardig.

Totdat het opnieuw maandag is: gaan werken. ‘Alleen’, nu niet meer met ons tweetjes, druk gekakel over de middag waaraan ik geen behoefte heb – ik eet alleen of ik rijd weg – opnieuw je hersenen forceren op zaken waarop ze zich eigenlijk helemaal niet willen concentreren.

We besloten niets te zeggen op het werk. Mensen gaan zich anders tegen je gedragen als ze weten dat er iets scheelt waarmee ze moeilijk overweg kunnen. Het is ook moeilijker om de baseline te onderhouden, als anderen weten dat je “anders” bent. Het kost zoveel moeite om het allemaal uit te leggen en om de opinies van zoveel mensen te incasseren. Tot nu toe zijn we heel tevreden over onze keuze.

Ouders, broer en zussen en grootouders hebben we op de hoogte gebracht. Het is een heel complexe zaak op gevoelsmatig vlak. Hun medeleven is even vaak gewenst als verwenst. Onbegrip wordt vaak dichtgekleefd met goed bedoelde woorden en tegelijkertijd is hun stille steun niet te missen.

De interactie met de buitenwereld is wat de zaak zoveel ingewikkelder maakt. Deze interactie in goede banen leiden neemt een heel groot deel van de stress weg.